Als we niet zo aan onze stoelen genageld waren geweest als Jezus aan zijn godvergeten kruis, ik had meneer pastoor heel Jozef-was-een-schrijnwerker-gewijs voluit op de neus getimmerd. Gods huis of niet. Voluit op de neus. En als hij daarna ook volgens de regels van het misbaksel “Christelijk geloof” godbetert ook zijn kaak had aangeboden, dan ook voluit daarop. Met plezier. Ik ben nochtans vrij vredelievend aangelegd, en ik moet toegeven dat ik het natuurlijk ook nooit heb gedaan. Maar het zou wel een welverdiend spektakel zijn: dochter en man van net overleden vrouw trekken pastoor die haar begrafenis leidde aan zijn zielige grijze haartjes de middenbeuk door. Al bij al zouden we hem daarmee een gunst bewijzen, met het schuren van zijn knokelige enkeltjes over de stenen vloer. Hij beweert namelijk zelf dat een mens door diep lijden dichter bij dat omhooggevallen schepsel hierboven komt. En dat is wat we natuurlijk allemaal voor meneer pastoor willen: een plaatsje iets meer naar boven toe, zolang het maar verder is van hier.
Ik overdrijf natuurlijk. Mijn vader en ik, wij zijn fatsoenlijke mensen. We timmeren niet op de pastoor. Mijn vader behoort tot de makkere lammen en zelf ben ik een soort myotonische geit -een geit genetisch zo ver gedreven dat ik van de nabijheid van een roofdier nota bene flauwval. Mijn soort zou als een abiologisch foutje van dat omhooggevallen schepsel hierboven kunnen beschouwd worden, ja, hij maakt ook wel eens fouten, en dingen waarvoor hij zich diep zou moeten schamen ook, zo is mijn mama dood. Maar volgens meneer pastoor is er een plaats voor de zwakkeren in deze samenleving, en zo krijgt een myotonische geit als ik dan toch maar weer een plek in dit roofzuchtige rijk tussen hemel en aarde; volgens een doorgedreven marktlogica weliswaar enkel als kostenefficiënt afleidingsmanoeuvre. Met andere woorden: een slimme herder offert de goedkoopste dieren. En een waarlijk doortrapte herder doet dat tijdens het toespreken van zijn kudde in de zondagsmis. We hoorden er nauwelijks thuis, in die zondagsmis, we waren enkel nieuwsgierig. We waren er dan ook zonder moeite in geslaagd onze goddeloze onkunde duidelijk te maken vanaf vers één. Het begon al met de bijbels die klaar lagen aan de ingang: die hadden we straal genegeerd, alsof ze iets waren voor de echt gelovige strevers. We waren niet in staat geweest te bedenken dat die bijbels wel eens van pas zouden kunnen komen, laat staan dat we verwacht hadden dat ze zowat de hele godganse tijd van pas zouden komen. Kennelijk had deze overjaarse gemeenschap niet genoeg aan een halfslachtig Onzevader alleen, neen, er moesten ook andere gebedjes en verzen en psalmen en liedjes bovengehaald worden, allemaal ten beste gebracht via een reeks zondagse stembanden waarvan de verve reeds lang afgebladderd was. We stonden daar mooi; dan gingen we weer mooi zitten, dan moesten we weer mooi gaan staan -we apprecieerden het wel dat dat ten minste duidelijk was. Het verwonderde me dat er niet meer van deze gebruiken in het geheugen van mijn vader sluimerden, maar kennelijk tast diepe rouw het geheugen aan, en hoewel je op die manier zou kunnen denken dat mijn papa al zijn hele leven diep om iets aan het rouwen is, had hij er op dat moment nu eens echt alle reden toe. We waren maar wat bezig wezenloos te kijken. Technisch gezien in het middenschip, maar in werkelijkheid aan de zijlijn. Ik begon het wel een aangenaam tijdverdrijf te vinden, zo’n zondagsmis. De zondagse stembanden deden ondanks alles hun best, en als je een hele nacht geweend hebt om je dode mama, houdt dat recht staan en gaan zitten je bijzonder goed wakker. Ik bedacht dat die hele Christelijke begrafenis misschien dus toch wel goed was geweest. Daarbij vorm ik een soort van levend bewijs dat je nooit te jong bent om een schijnheilige liefhebber van kerkrituelen te worden, en verder vind ik dat het de architecten van crematoria bijna altijd aan gevoel voor troostende interieurvormgeving ontbreekt. (Dat is uiteraard enkel een probleem in de zaal voor de plechtigheid. Waar ze de binnenkant van de verbrandingsoven mee behangen is geheel hun zaak, maar ik geloof graag dat die uitrusting best zo functioneel mogelijk is.) Kortom, meneer pastoor vooraan had me bijna bij mijn atheïstische lurven. Hij stak nog eens een kaars aan voor mama en voor alle andere mensen die kennelijk bij zijn grote vriend hierboven verblijven, en ik begon het zowaar allemaal zeer sympathiek te vinden. Tot hij natuurlijk aan zijn preek tegen euthanasie begon.
Of hij wist niet dat mama zo gestorven was, of hij deed het speciaal voor ons. Ergens is zo’n kortzichtigheid natuurlijk geen verrassing, maar dat een familie die euthanasie toestaat gewoon zo snel mogelijk van de stervende af wilt, dat had meneer pastoor niet moeten zeggen. Echt niet. Als ik niet haast was flauwgevallen van de roofdierachtige eerlijkheid waarmee hij zijn mening verkondigde, ik had hem ter plekke bij zijn preekstoel vandaan gesleurd om hem vervolgens met zijn trage kop door het moderne glas-in-lood raam met tafereel van kruisiging te kunnen rammen. Creperen is tenslotte een goed ding. En de zondagse stembanden hadden in hun bijbels zeker en vast wel een vers dat bij dat soort ernstige bloedvergieten past gevonden. Het blijft een spijtige zaak voor de lokale pers dat mijn papa en ik voor dit soort situaties in werkelijkheid niet de reinste aanleg hebben. We bleven gewoon mak en myotonisch op onze kerkstoel zitten, tot die helse zondagsmis afgelopen was. Daarna zijn we zwijgend naar buiten gegaan om elkaar te beloven nooit nog een voet in de godvergeten witverliessnuivende parochiekerk binnen te zetten. Als ik meneer pastoor nu tegenkom op de fiets, weiger ik ostentatief te glimlachen. Dat mag dan niet hetzelfde zijn als een dubbele sleutelbeenfractuur, maar ieder hoefdier bijt zoals het door fatsoen gebekt is.
Lieve Hannah, dit stukje heeft me diep geroerd en ik ben het ondanks mijn leeftijd en kristelijke opvoeding volkomen met je eens, zou dat een familietrekje kunnen zijn, ook ik heb het moeilijk met al die regeltjes en gedoe over zonde of geloof ,mijn overtuiging is, als je op deze verdomde aardkloot niet zelf zorgt dat je de hemel te pakken krijgt zal je hem na de dood zeker ook niet vinden, ik ben heel verheugd dit schrijfsel van jou te kunnen lezen en vind dat je heel veel talent hebt met woorden, zonder franje en klinkt het niet zo botst het, ook een familietrekje
Lieve Hannah ik hoop dat je gauw weer rust vind en wens je veel geluk in de toekomst.
Jenny
LikeLike